Heemkundige Kring

Ten Mandere Izegem

Ten Mandere - digitaal

startpagina
bestuur
nieuws
activiteiten
lidgeld
tijdschrift
geschiedenis
archief
bibliotheek
te koop
Izegemse bibliografie
Izegemse soldaten uit W.O. I

links
nieuwsbrieven

 

ten mandere blogt

 

Louis Devos, van geen kleintje vervaard.

 

 

 


 

 

Op 3 december 1822 om 1.30 u ’s ochtends werd Carolus Ludovicus Devos in Izegem geboren. Hij was de zoon van Petrus Josephus en van Maria Rosalia Thileu.
Vader verdiende zijn boterham als voerman.
In het militieregister van 1841 werd hij ingeschreven onder het nummer 114.
Zijn beroep was toen commissionair (iemand die boodschappen deed), net als zijn vader.
Bij elke persoon in dit register wordt er ook een klein overzicht gegeven van hoe de persoon eruit zag: rond aangezicht, rond voorhoofd, blauwe ogen, dikke neus, gewone mond, ronde kin en blonde wenkbrauwen. Hij werd op 18 maart 1841 goedgekeurd voor zijn legerdienst.
Hij moet ook groot in gestalte geweest zijn, want hij diende als tamboer-majoor bij het regiment Grenadiers, 3de legioen. Le Journal de Bruges van 24 april 1896 zei zelfs dat hij 2 m 4 cm groot was en daarmee de grootste soldaat van ons land. Andere kranten hielden het op een ‘bescheiden’ 1 m 99. Grenadiers onderscheidden zich van gewone soldaten omdat ze een hoge berenmuts droegen. Hij was ook één van de eersten die in dit regiment diende, want het was pas in 1837 door koning Leopold I opgericht. Voluit sprak men van ‘Regiment van Verenigde Grenadiers en Voltigeurs’. Tussen 1840 en 1901 verbleef dit regiment in de kazerne Sint-Elisabeth in Brussel.
In april 1874 stapte hij uit het leger en kreeg naast het Ridderkruis der Leopoldsorde, de Militaire Medaille 1e klas en de Burgerlijke Medaille 1e klas. Hij bleef in Brussel wonen, waar hij in de Noordstraat café hield. Hij stierf, na een uitputtende ziekte, op woensdag 22 april 1896.
Van hem is de volgende anekdote bewaard gebleven dat hij op een zekere avond, als weddenschap, 40 glazen bier uitdronk zonder van plaats te veranderen. Hij deed dit zonder te verpinken, terwijl hij gewoon tegen de toog van een café leunde.

 

Hendrik Willaert bezorgde ons volgende aanvulling op deze bijdrage:
Hierbij nog wat aanvulling bij de Izegemse tamboer-majoor bij de Grenadiers, geput uit 'Van trompetsignaal tot muziekkapel' van Francis Pieters (Muziekcentrum 1981)

De auteur heeft het over enkele vroege tamboer-majoors en vervolgt dan (pag. 270-271):
'De derde in de reeks was de meest prestigieuze tamboer-majoor uit de geschiedenis van de Belgische militaire muziek: Charles Devos (Izegem 1822). In november 1848 werd Devos instructeur van de trommelaars van de Grenadiers enin 1858 werd hij er tamboer-majoor. Devos werd een echte vernieuwer. Sinds zowat 200 jaar waren alle stokbewegingen streng gereglementeerd en vooral zeer sober gehouden. Elke wijziging van richting, ritme of trommelspel werd met kleine stoktekens aangegeven, mondelingen bevelen waren uiterst zeldzaam. De zeldzame opgooien en molentjes waren bedoeld voor de muzikanten van de muziekkapel. Bij Devos viel de elegantie waarmee hij deze eenvoudige bewegingen maakte op. Met de afschaffing van de trommen bij de infanterie in 1871 ging Devos, ondertussen gedecoreerd met het ridderkruis in de Leopoldsorde, met pensioen. Meteen verdween een stuk prestige en traditie bij onze muziekkapellen. In 1885 werden de trommen opnieuw ingevoerd. Charles Devos werd om raad gevraagd en duidde Demuynck aan als instructeur. Die zette de school van Devos verder. Een volgende opvolger was Pierre Chère, ook een oud-leerling van Devos.'