Heemkundige Kring

Ten Mandere Izegem

Ten Mandere - digitaal

startpagina
bestuur
nieuws
activiteiten
lidgeld
tijdschrift
geschiedenis
archief
bibliotheek
te koop
Izegemse bibliografie
Izegemse soldaten uit W.O. I

links
nieuwsbrieven

 

ten mandere blogt

 

De weg loopende naar ’t helleken

 

 

 

We komen in ons opzoekwerk regelmatig de toponiem helleken tegen in Izegem.
Waar was dit gelegen?
Onze oudste bron dateert uit 1571: Joos de Muenck huert jeghens Joos de Schouteete een behuusde hofstede by der helle en Mathij de Coghe fs Jan ghebruct een clein huusekin als proprietaris inde helle.(1)
Het Izegems landboek van 1653 is iets duidelijker in zijn omschrijving: Een driehoukte planterie ghenaemt de helle, groot 1c VIII roeden (108 roeden).
Het lag onder de heerlijkheid van Aijshove.
Om dit stukje grond te kunnen situeren moeten we eerst uitleggen dat er in de huidige Wallemotestraat op het nr. 86 een hoeve stond die Wallemote heette. Niet verwarren met het kasteel Wallemote. Deze hoeve behoorde toe aan de Heer van Dadizele.
De huidige Wallemotestraat maakte deel uit van de Krekelstraat en werd tot een stuk in de 19de eeuw Krekelmotestraat genoemd. De huidige Krekelmotestraat werd inderdaad veel later aangelegd.
De straat naar Wallemote was dus de huidige Krekelstraat, vanaf de hoek van de Sint-Pieterstraat richting Mol tot aan de hoeve Wallemote.
In 1779 werd door de administratie van de roede van Menen een lijst met herbergen opgesteld. en onder het nummer 24 vinden we: …genaemt het helleken sonder uijthang berd, een quart lancxt eene binne straete leedende naer ’t goet te Wallemote. Het café zou uit 1724 kunnen dateren, volgens deze bron.(2)
In 1766 vinden we de eerste, en voorlopig de enige, cafébaas van de herberg ‘Het Helleken’: Pieter Bouckaert. Hij werd in een verkoopsakte vermeld als bewoner van deze herberg. Joannes Franciscus Masschelier fs wijlen Anthone verkocht toen aan Joseph Lefebvre ‘het Helleken’.(3)
15 jaar later was Pieter Bouckaert blijkbaar zelf de eigenaar van het café, want toen was hij aan François Verhulst fs wijlen Joannes uit Izegem de som van 52 ponden schuldig. Hij kocht van laatstgenoemde een woning. Het café bleef wel zijn eigendom, want Verhulst leende hem 48 ponden, gehypotheceerd op zijn herberg. Dit was, volgens de akte, onlangs nieuw gebouwd in steen, palende zuid de crekelmote straete. Dit laatste laat ons toe de herberg te situeren op de noordzijde van de (huidige Wallemotestraat).(4)
Rond 1811 sprak men al van de wijk ‘Helleken’, wat betekent dat er al heel wat huizen stonden.
Uit een akte van 30 april 1821 wordt duidelijk wie de volgende huurder van het gebouw werd: Marie Joanne Vanzeveren, weduwe van Pieter Jacobus Degrijze, spinster te Izegem, verpacht aan Louis Vandecasteele, wever te Izegem, een woonhuis te Izegem, genaamd ‘het helleken’.(5)
Samen met het woonhuis werden ook de aanpalende gronden ‘het Helleken’ genoemd. Deze landerijen hadden een driehoekige vorm en waren in gebruik door Joannes Baptiste De Scheemaker.(6)
Nauwelijks negen maanden later verkocht Marie Joanne Vanzeveren de woning aan Guilliaume Constantin Alison Maelfait uit Kortrijk.(7)
We moeten echter wachten tot in 1846 om de precieze situering te kunnen maken van het goed.
Op 31 juli 1846 werd door de erfgenamen van Joseph Deltour en Marie Joseph Dejaeghere een hoeve verkocht met een partij zaailand genaamd ‘het helleken’. Er werd toen gebruik gemaakt van de Popp-kaart en zo weten we dat het stuk land omschreven werd als sectie D nr. 788.(8)
Als we dit nummer projecteren op het huidige stadsplan van Izegem zien we dat de nummers 54-56 en 58 in de Wallemotestraat gebouwd zijn op wat vroeger ‘het Helleken’ was.

 

(1)Rijksarchief Kortrijk (RAK), microfilm penningkohier 6 f° 18r en 28v
(2)Stedelijk Archief Menen, P758-02
(3)RAK, notaris P. F. Verheede, pak 19, 28/06/1766.
(4)RAK, tabellioenen, pak 44, 01/05/1781.
(5)RAK notaris P. A. Coucke, pak 47 akte 70, 30/04/1821.
(6)RAK, notaris J. Gellynck, pak 57 akte 39, 16/06/1821.
(7)RAK notaris P.A. Coucke, pak 48 akte 18, 31/01/1822.
(8)RAK, notaris I.J. Wautier, pak 47, akten 118 en 123, 31/07/1846.